The Dutch quarterly
Matten provides a mixture of interviews, stories and anecdotes with a literary flavour, interweaved with drawings, cartoons and photos. We bring a review of the 7th edition in the Dutch language, together with a review of
De Pion, the first book of a new series on chess pieces by endgame composer (and ChessVibes contributor) Yochanan Afek and the Dutch 'Mr. Chess' Hans Böhm.Mijn recensie van het vorige
Matten-nummer begon ik met de constatering dat er sinds de opheffing van
Schaaknieuws niet veel meer te beleven was op Nederlandstalig schaakgebied. Dat is niet meer helemaal juist. Niet alleen is er de nieuwe website
schaaksite.nl, een initiatief van Kees Schrijvers met columns, verslagen en analyses, maar ook schrijft Richard Vedder sinds enige tijd zeer lezenswaardige schaakboekrecensies op
schakers.info en zijn niemand minder dan Yochanan Afek en Hans Böhm een nieuwe, laagdrempelige serie over de schaakstukken begonnen. Het eerste deel,
De Pion - De Ziel Van Het Schaakspel, werd onlangs gepresenteerd. Hoog tijd dus voor weer eens een Nederlandse (dubbel)recensie.
Matten 7: Eindelijk op topniveau!Matten 7, uitgegeven door
New in Chess, staat dit keer helemaal in het teken van schaken en vrouwen, en de introductie van dit enkele thema voor (bijna) alle artikelen is een gouden greep van de redacteuren, want dit nummer is zonder twijfel de leukste
Mattten sinds haar oprichting in 2006. Ik wil beginnen met het interview dat Karel van der Weide had met de schaaktweeling Marlies en Laura Bensdorp. Hebben we in het verleden Van der Weide als schaakliterator regelmatig kritisch gevolgd, de rol van interviewer vertolkt hij met verve. Het interview, met de goed gekozen titel
Zelfstandig en Weerbaar, is vlot geschreven, scherp en tegelijk bedachtzaam van toon en levert veel interessante en soms onthullende antwoorden van de schaakzusjes op. Sterk is vooral dat Van der Weide in dit interview nu eens niet zijn eigen (inmiddels overbekende) opvattingen over een onderwerp als het vrouwenschaak herhaalt, maar de zusjes alle ruimte geeft hun punt te maken:
Het aansnijden van het onderwerp [vrouwenschaak] leidt bij Marlies tot enige verontwaarding. Hoe de KNSB met damesschaak omgaat, valt volgens haar zeker nog te verbeteren. De 'publiciteit' rond het afgelopen NK in Haaskbergen sterkte haar in die opvatting. De persdienst had toch op z'n minst een paar foto's op internet kunnen zetten?! Laura vult aan dat vrouwen sowieso op een heel andere manier naar schaakverslaggeving kijken. Reportages op ChessBase en New in Chess worden eerst beoordeeld op de kwaliteit van de foto's, anders beginnen de zussen niet eens aan de tekst! Marlies vervolgt dat ze zich vreselijk ergerde aan een uitspraak van Hans Böhm tijdens datzelfde NK. Hij zei dat hij hoopte 'geen damespartij te hoeven bespreken'. Marlies: 'We zijn minder goed dan de mannen, maar het is altijd zo negatief'.
In zo'n fragment toont Van der Weide dat hij wel degelijk kan schrijven: hij observeert, verwoordt en interpreteert goed, durft op te schrijven wat hij hoort en mixt alles met pittige
soundbites van de dames zelf. Ook prima: het interview is ideaal van lengte, lang genoeg om de diepte in te gaan en toch kernachtig genoeg om niet te gaan vervelen. Langer van stof is een ander vermaard interviewer, Dirk-Jan ten Geuzendam, in een sympathiek vraaggesprek met Corry Vreeken - het interview is langer, maar de 82-jarige Damesgrootmeester
honoris causa heeft logischerwijs ook meer te vertellen dan de nog geen dertigjarige dames Bensdorp. Ook Ten Geuzendam slaagt erin de geïnterviewde opmerkelijke uitspraken te ontlokken - curieus vond ik bijvoorbeeld dat Vreeken aan het eind van het gesprek, dat veel gaat over ouderdom en nog meer over herinneringen aan het verleden, bekent nog wel degelijk te schaken: op internet. Relevant en stijlvol is ook Ten Geuzendam's inleiding over schaken en sanatoria in de literatuur, die mij herinnerde aan een andere beruchte schaakroman die zich afspeelt in een sanatorium:
Murphy van Samuel Beckett. Beckett had trouwens misschien beter gepast in het stuk van Peter Boel over die andere
grande dame van het Nederlandse schaak: de in 2007 overleden tienvoudig Nederlands dameskampioene Fenny Heemskerk. Eigenlijk vond ik Boels stuk nog boeiender, waarschijnlijk omdat het persoonlijker, soberder en diepgravender van toon is: waar Corry Vreeken vooral smakelijke anekdotes vertelt, beschrijft Heemskerks dochter, die zelf ook behoorlijk schaakte, openhartig de manische depressies van haar moeder en de moeilijkheden die dat opleverde voor het gezin én Heemskerks schaakprestaties. Het resultaat is een betrokken en aangrijpend portret van een Nederlandse schaaklegende.Diepgang wordt zeker ook niet vermeden in John Kuipers' stuk
De ziel tussen duister en licht over Erika Sziva en Johan van Mil, een relaas dat in zijn eerlijkheid en onopgesmukte tragiek soms bijna pijnlijk om te lezen is. Iets luchtiger, maar eveneens zeer onderhoudend, is het interview dat Danielle Pinedo hield met Peng Zhao Qin. Pinedo stelt goede vragen die getuigen van mensenkennis ('je aanpassingsvermogen is je redding geweest', 'ben je nooit bang geweest dat je familie de dupe zou worden van je vlucht?') en Peng geeft open en uitgebreid antwoord op de vragen. Sterk is ook het opzettelijk wat raadselachtig gelaten stuk van Jan Timman over zijn trainingservaringen met Judit Polgar, en
Matten's huisfilosoof Dirk Poldauf houdt een genuanceerd en goed beargumenteerd 'enerzijds-anderzijds' betoog over het vrouwenschaak als speciale discipline, waar ikzelf mij in elk geval uitstekend in kon vinden:
"Op korte termijn zou het afschaffen van toernooien voor alleen maar vrouwen een traumatisch effect kunnen hebben en ertoe kunnen leiden dat sommige meisjes zich bij het ontbreken van de kans op snelle lauweren van het schaken afwenden. Op de langere termijn zou het waarschijnlijk echter tot een normalisering in de verhoudingen in het toernooischaak leiden (...)."
De korte rubrieken
Het Notatieformulier (Rob van Vuure) en
De Foto (Allard Hoogland) zijn ook nu weer leuk om te lezen, en ook
Het Gedicht dat Paul van den Hout schreef voor Frans Naerebout ('Verliezen doet hij immers nog maar zelden,/ want juist zijn stille kracht wordt onderschat') is mooi en toepasselijk, op zijn minst voor wie Naerebout gekend heeft.Is het dan alleen maar hosanna voor de nieuwe
Matten? Niet helemaal. Lex Jongsma schreef een wisselvallig en wat rommelig stuk (met de al even rommelige titel
'Mag ik u mijn Dame aanbieden? Het Dameoffer en het Paard in de Zak') dat aanvankelijk over
De Groene-hoofdredacteur Martin van Amerongen lijkt te gaan, maar opeens overspringt op Reuben Fine, dameoffers en iets 'uit eigen werk'. Jongsma's aanstekelijke manier van vertellen komt op papier een stuk minder tot zijn recht. Ik kon mijn aandacht er in dit artikel niet bijhouden: te veel van de hak op de tak, te veel onuitgewerkte invallen, overbodige uitweidingen en te stellig geformuleerde opinies ('Nu was Freud een genie, en Fine een schaker van wereldkampioenstatuur, en een zeer geacht en goed verdienend psychiater, die weliswaar nooit meer toernooien speelde, maar het schaken allerminst verleerd had: bij een enkele malen herhaald bezoek aan het Amsterdamse koffiehuis/schaakcafe op het Leidseplein eind jaren zestig, in de pauzes van een ...' Enfin, enzovoorts.) Vergeleken met deze woordenbrij zijn de twee bondige stukken over Jan Timman, van Hans Böhm (
'Madame Chaudé de Silans' over hun reizen naar Frankrijk) en van Franka van der Loo (over de fascinatie van Laurie Langenbach) een lust voor het lezend oog. Pikant is de foto van Langenbach voor Timman waarop ze in 'een decolleté tot haar navel' staat afgebeeld met op de achterkant de woorden 'Op de overwinnning!'. Ach ja, en dan is er nog Guus Luijters, als altijd kwistig strooiend met boek- en filmtitels en Grote Namen uit de Kunst en Literatuur. Luijters weet niets van schaken, is niet geïnteresseerd in schaken, schrijft niet over schaken. Dit keer roept hij wat over Graham Greene en de onlangs verschenen laatste roman van Nabokov (
The Original of Laura), 'koortsig proza, waarin zowaar een keer geschaakt wordt', zonder ooit iets diepzinnigs of verrassends ter tafel te brengen. Raadsel waarom Luijters iedere keer weer gevraagd wordt voor een bijdrage aan
Matten; ik begin inmiddels te vermoeden dat de redacteurs het zelf ook niet weten.Tot slot: een fascinerend portret van de Pools-Nederlandse schaker Salo Landau door Adri Plomp - het enige artikel dat niet over vrouwen gaat. Choquerend zijn iedere keer weer de antisemitische stukken die Aljechin, wiens secondant Landau was in 1935, in de Tweede Wereldorlog schreef; maar de door Plomp beschreven gebeurtenissen rond de dood van Landau in de oorlog, zijn nauwelijks met droge ogen te lezen. Het is volkomen terecht dat de
Matten-redactie er ondanks het themanummer toch voor gekozen heeft dit boeiende artikel nu op te nemen. Met
Matten 7 is het tijdschrift eindelijk helemaal op het niveau dat past bij de al tijdens de oprichting uitgesproken ambities van de redactie. Proficiat!
Wij presenteren ... De pion - De Ziel van het SchaakspelEr is een nieuw project van Hans Böhm en Yochanan Afek: een serie boeken over alle stukken van het schaakspel, uitgegeven door
Trion Sport. Het eerste deel heet
De Pion. Uit Böhms voorwoord:
Elk stuk van het eeuwenoude schaakspel verdient het om apart gepresenteerd te worden. Dit boek is het het eerste in een serie van zes - en we beginnen met de pion. Nog nooit zijn van dit kleine stuk zoveel speelfacetten, aanvallend en verdedigend, bij elkaar gebracht. Per thema - zestig in totaal - geven we vier voorbeelden. Door de presentatie, vier diagrammen op de linkerpagina en uitleg op de rechterpagina, is dit boek een ode aan de pion maar ook een leerboek.
Uit de inleiding wordt overigens niet helemaal duidelijk voor wie de serie nu precies bedoeld is. Voor mensen die 'slechts' geïnteresseerd zijn in schaken? Of ook voor schakers die het leuk vinden problemen en schaakpuzzels op te lossen? Gezien het niveau van de stellingen denk ik eerder het laatste - en dat is goed nieuws voor gevorderde schakers!
Böhm schrijft dat hij te rade is gegaan bij schaakhistoricus Leo Diepstraten om een beeld te krijgen van de ontstaansgeschiedenis van de pion als schaakstuk. Afek heeft voor zijn selectie van fragmenten en composities inspiratie opgedaan uit vele verschillende bronnen. Kortom, dit is een degelijk project geschreven door twee schakers die weten hoe ze hun passie over het voetlicht moeten brengen, en dat is te merken. De historische inleiding is een pakkend en levendig geschreven stuk met relevante citaten en interessante feiten over de evolutie van de moderne schaakpion, die over het algemeen ook nog eens accuraat beschreven is. Ik kwam één foutje tegen: het zogenaamde Göttingen manuscript stamt volgens de laatste wetenschappelijke opvattingen niet uit 1471, maar uit de vroege 16de eeuw, zoals ik vorig jaar leerde op een symposium in Valencia over de oorsprong van het moderne schaak. (Zie J.A. Garzón,
The Return of Francesch Vicent, 2005, p. 399 e.v.) Ook in de bijbehorende beschrijving van de ontwikkeling van de rochade kan wellicht de nodige nuance worden aangebracht, maar ik wil geen muggenzifter zijn. Het historische gedeelte van het boek is leuk en informatief, en daar gaat het om.
Het leeuwendeel van het boek bestaat uit de al genoemde fragmenten en composities, ingedeeld in relevante thema's. Het eerste thema is 'De vertraagde pion' en het eerste voorbeeld is meteen al behoorlijk pittig:
Remise. De eindspelkenner herkent direct een overeenkomst met de beroemde studie van Réti over het 'kwadraat', en inderdaad is deze studie van T.Gorgiev uit 1930 daarop gebaseerd, al noemen Afek en Böhm dit niet. De oplossing:
1.c6! (niet 1.a4 h6! 'en zwart wint het tempospel' of 1.a3 h5!)
1...h6 2.a3! h5 3.a4 h4 4.a5 h3 5.a6 h2 6.a7 h1D pat. Of
1...Kc7 3.a4 [sic, bedoeld is 2.a4]
3...Kxc6 4.a5 Kb5 5.Kb7 Kxa5 6.Kc6 h5 7.Kd5 'en de witte koning zit in het kwadraat (h1-h5-d5-d1) en dus remise'. Oef! Hoe fraai en subtiel de studie ook is, voor een eerste voorbeeld in het boek vond ik dit tamelijk zware kost, vooral omdat de bijbehorende uitleg nogal summier en weinig specifiek is. Mensen die dit boek kochten omdat ze 'schaken een leuk spelletje vinden' zullen zich toch misschien wel even op hun achterhoofd krabben wat nu precies de definitie van een 'kwadraat' is (is dat
altijd h1-h5-d5-d1 of alleen in dit geval?). Schakers die Afeks werk kennen weten dat zijn niveau hoog is, maar geldt dat ook voor argeloze kopers? De voorbeelden zijn trouwens niet allemaal zo pittig, al zijn ze ook nooit echt makkelijk. Uit het hoofdstukje 'De kamikazepion':
Wit aan zet. Dit is een fragment uit de partij Tal-Zdravko Milev, München 1958. De eerste zet is fraai en in het kader van het thema niet al te moeilijk te vinden, maar daarna wordt het toch lastiger:
1.d5!! exd5 2.Tfe1! Kd8 3.Db3 c5 4.Pxc5! en wit won in enkele zetten (al schrijven Böhm en Afek dat de partij hier 'abrupt eindigde').Afek en Böhm geven als alternatieven voor zwart op de tweede zet 2...dxe4 3.Dxe4+ De7 4.Dg4 en vervolgens - zonder nadere toelichting! - de tamelijk complexe variant 2...Le7 3.Pf6+! Kd8 4.Db3 Kc8 5.Lf4! Dxf4 6.Txe7 Tb8 7.Dh3+ en wit wint. Hier sta ik toch wel even van te kijken. Ten eerste wil ik na het spectaculaire 3.Pf6+ toch ook wel even weten wat er volgt op gxf6 gevolgd door rochade, dus ik zocht de partij op in mijn database en kwam toen pas te weten dat zwart helemaal niet meer
mag rocheren aangezien de koning op zet 14 een stuk op d7 geslagen heeft en daarna weer teruggegaan is naar e8. Dat hadden de auteurs er toch wel even bij mogen zetten! (Dat wit toch wint als zwart had mogen rocheren, doet daar niets aan af.) Daarnaast is pas 3...c5? de beslissende fout en kan zwart nog aardig partij geven na 3...Kc8, al blijft wit ook dan goed staan.Uit deze twee voorbeelden blijkt dat de auteurs hun taak op een tamelijk rigoureuze manier hebben opgevat: het gaat ze puur om de ideëen die door de thema's worden geïllustreerd: het
visuele aspect. Ze lijken minder geïnteresseerd in de uitleg van het
waarom, en dat is jammer, want gaat het daar uiteindelijk niet om? Misschien is dit een knieval naar het 'grote publiek', dat mogelijkerwijs niet zit te wachten op een diepgaande uitleg, maar op zoek is naar 'snel vermaak'. Zou het zo zijn? Zou een oppervlakkige lezer wel geraakt worden door de schoonheid van Gorgievs studie, maar niet geïnteresseerd zijn in de precieze uitwerking?Toch valt niet te ontkennen dat Hans Böhm en Yochanan Afek met De Pion een zeer vermakelijk en aanstekelijk boekje hebben geschreven, dat zich zowel goed leent voor 'in bed' als voor diepere (zelf)studie. Welk stuk volgt? Het Paard? Ook dat belooft wat.