News

Dutch special: Dubbelrecensie

ArnieChipmunk
| 0 | Chess Event Coverage
Schaaktalent ontwikkelen en Schaken voor huisvrouwenIn a short period of time, two very interesting Dutch chess books were published: Schaaktalent ontwikkelen by Karel & Merijn van Delft, and Schaken voor huisvrouwen by Karel van der Weide. We make an exception to our normal policy, and publish an extra long?Ǭ†review of both books, and like the two books, in the Dutch language.

Dubbelrecensie: Schaaktalent ontwikkelen & Schaken voor huisvrouwen (I)

Het gebeurt niet vaak dat er in een periode van enkele maanden twee interessante Nederlandstalige schaakboeken verschijnen: Schaaktalent ontwikkelen van Karel en Merijn van Delft, en Schaken voor huisvrouwen van Karel van der Weide. In een extra lange dubbelrecensie gaan we in op beide boeken. Dit was niet altijd even makkelijk aangezien de auteurs goede bekenden of zelfs vrienden van ons zijn. Toch hebben we gekozen voor een eerlijke en objectieve recensie met hier en daar scherpe conclusies ?¢‚Ǩ‚Äú soms moet je verwikkelingen niet uit de weg gaan.

De Nederlandse schaakliteratuur heeft er twee opmerkelijke nieuwe boeken bij in een wat in de vergetelheid geraakt genre: het genre waarin niet diagrammen en zetten centraal staan, maar woorden, verhalen, idee?ɬ´n. In het verleden leverde dat mooie boeken op van onder anderen Jan Timman en Hans Ree (Het Smalle Pad, In den Eersten Stoot Pat). Het leuke van de twee nieuwe boeken die we hier bespreken, is dat ze, allebei op hun eigen manier, volstrekt tegendraads zijn.?Ǭ†Frappant is daarbij?Ǭ†dat ze een totaal tegengesteld beeld geven van de Nederlandse schaakwereld.

In Schaaktalent ontwikkelen van Karel en Merijn van Delft is schaken niet alleen leuk, maar ook nuttig, interessant, leerzaam en goed voor je persoonlijke ontwikkeling: ?¢‚ǨÀúSchaken draagt positief bij aan de vorming van mensen.' De auteurs stellen zich niet alleen ten doel de ontwikkeling van schaaktalenten te bespreken ?¢‚Ǩ‚Äú ook het ontwikkelen van een ?¢‚ǨÀúplaatselijke schaakcultuur' komt uitgebreid aan bod. In de filosofie van de auteurs?Ǭ†blijken deze twee?Ǭ†hand in hand te gaan: in een bloeiende schaakcultuur kunnen jeugdige schakers zich vrij en toch geco?ɬ?rdineerd ontwikkelen, en dit zal tot meer toptalent leiden.

H?ɬ©t grote voorbeeld waar Van Delft en?Ǭ†Van Delft?Ǭ†hun verhaal aan ophangen, is de inderdaad zeer actieve schaakcultuur zoals zij die zelf ontwikkeld hebben in Apeldoorn. Nadat Merijn in 1990 had meegedaan aan het Apeldoorns schoolschaakkampioenschap, ontstonden langzaam de eerste denkbeelden:
?¢‚ǨÀúDeze ervaring smaakte naar meer. Merijn wilde beter leren schaken en Karel verdiepte zich in de sportpsychologie en het organiseren van trainingen.'
Een groot deel van hun boek bestaat uit beschouwingen over sportpsychologie en over het geven en organiseren van trainingen met als doel: toptalent ontwikkelen. De auteurs waarschuwen wel dat hun boek geen ?¢‚ǨÀúrecepten, wel ingredi?ɬ´nten' bevat: ?¢‚ǨÀúje kunt je aan de inhoud spiegelen en er van gebruiken wat voor jou nuttig is.'

Schaaktalent ontwikkelenDeze aanpak heeft ertoe geleid dat de auteurs enerzijds een zeer breed en divers boek geschreven hebben, dat anderzijds juist door dat gebrek aan beperking soms wel erg breedsprakig is. Ook krijg je regelmatig het idee dat je iets al hebt gelezen, maar dan in net andere bewoordingen. De auteurs zijn zich hier overigens zelf van bewust: volgens hen komen de herhalingen juist ?¢‚ǨÀúde leesbaarheid ten goede'. Zo kun je het zeker zien; je zou ook kunnen zeggen dat de auteurs niet de moeite hebben willen nemen?Ǭ†om hun idee?ɬ´n tot ?ɬ©?ɬ©n kraakhelder betoog te verwerken. Hier en daar bleef ik de indruk houden dat het boek een samenraapsel was van in de loop der jaren vergaarde idee?ɬ´n, zonder dat daar altijd even grondig de bezem doorheen gehaald was.

Maar het moet gezegd: die bruisende, bijna bedwelmende opeenstapeling van idee?ɬ´n over coaching?Ǭ†heeft ook wel wat. Origineel is bijvoorbeeld een paragraaf waarin schaaktraining vanuit een niet-alledaags perspectief besproken wordt:
Een trainer of coach heeft zijn eigen belangen. Hij vindt het bijvoorbeeld leuk om zijn fascinatie voor de sport met anderen te delen en kennis, inzicht en ervaringen over te dragen. (?¢‚Ǩ¬¶) Herman Grooten merkt op dat hij in Nederland steeds meer jeugdtrainers ziet die het succes van hun pupillen koppelen aan hun eigen ego.
Hoe?Ǭ†inspirerend die?Ǭ†veelheid aan informatie ook?Ǭ†is, de presentatie ervan is soms raadselachtig verwarrend. De eerste twee delen van het boek heten respectievelijk?Ǭ†'Coaching' en 'Training'. Maar het deel over ?¢‚ǨÀúcoaching' begint met een paragraaf over ?¢‚ǨÀútopsport' en de voordelen daarvan. Een definitie en doelstelling van coaching volgt dan pas pagina's later, vreemd genoeg in de paragraaf ?¢‚ǨÀúsociale omgeving': 'coaching is begeleiden'. Maar?Ǭ†in?Ǭ†het deel over training gaat het?Ǭ†eveneens over 'begeleiding van jonge topsporters.'

Opmerkelijk is dat strakke schema's en goede indelingen volgens de auteurs juist wel heel belangrijk zijn bij de schaaktraining (of -coaching) zelf:
Jeugdschakers moeten zelfdiscipline leren (?¢‚Ǩ¬¶). Je moet bijvoorbeeld dagelijks tactiek oefenen, net zoals je dagelijks je tanden poetst. (...) Afspraak, is afspraak, je wil schaken op een bepaald niveau of niet.
En als ouders hun kind niet te te veel inspanning wilen laten leveren kan...
... een trainer ouders beter gelijk vertellen dat hun kind de top niet zal bereiken. Ook valt serieus te overwegen de samenwerking te stoppen.
Elders gaat het over ?¢‚ǨÀúzelfmanagement', de jeugdspeler als ?¢‚ǨÀúregisseur van zijn eigen optreden', een ?¢‚ǨÀútrainingsmatrix' (doelen, tijdstippen, activiteiten, middelen, methode, locatie) en ?¢‚ǨÀúgoal-setting'. De auteurs merken weliswaar terloops op dat ?¢‚ǨÀúeen relativering op zijn plaats is', maar zelf associeer ik bovengenoemde termen toch eerder met een professionele ?¢‚ǨÀúpersoonlijke effectiviteitstraining' voor zakenlui (?ɬ† 1500 euro per dag), dan met leuke schaaktrainingen voor je zoontje of dochtertje.

Bovendien is niet duidelijk voor welke leeftijd al deze adviezen nu precies geschreven zijn: er is tenslotte een groot verschil tussen wat je een zesjarige (waarvan in verschillende voorbeelden sprake is) laat doen en een achttienjarige. En waarom is het nu precies erg is als een jeugdspeler niet altijd even hard aan zijn tactiek werkt? Ok?ɬ©, hij of zij wordt dan misschien geen ?¢‚ǨÀútoptalent' (al ken ik voldoende zeer sterke schakers die als jeugdspeler steevast te lui waren om hun opgaven te maken!), maar het gaat er immers vooral om dat kinderen er ?¢‚ǨÀúiets van opsteken' en dat ze, in de woorden van de auteurs,?Ǭ†?¢‚ǨÀúintrinsieke motivatie' voor het spelletje hebben?

Maar intrinsieke motivatie om te schaken is niet altijd hetzelfde als intrinsieke motivatie om opgaven te doen, zo weet ik uit eigen ervaring. De auteurs wekken regelmatig de indruk dat zij eigenlijk vooral met gehoorzame en hardwerkende jeugdschakers willen samenwerken.

Die?Ǭ†overal terugkomende ernst?Ǭ†leidt op den duur tot verwarring over wat de auteurs nu echt belangrijk vinden.?Ǭ†Dat de temperatuur van de speelzaal belangrijk kan zijn is nuttig om te vermelden, maar is dit een belangrijker factor dan laten we zeggen concentratievermogen? De auteurs maken geen keuze,?Ǭ†brengen geen prioriteiten aan. Daardoor blijven veel?Ǭ†suggesties en opvattingen wel erg vrijblijvend.

Merijn en Karel van Delft

Merijn & Karel van Delft



Die hang naar volledigheid, naar het benoemen van werkelijk ?ɬ°lle facetten die met het onderwerp te maken hebben, komt ook terug in het deel over ?¢‚ǨÀúOrganisatie en communicatie'. Dit deel staat los van?Ǭ†eerste twee delen?Ǭ†en gaan over hoe je een ?¢‚ǨÀúschaakcultuur' tot leven kunt wekken. Hier hebben de auteurs vrij uit hun eigen ervaringen geput: van nuttige suggesties over het maken van een e-mailnieuwsbrief tot het organiseren van snelschaaktoernooitjes tot het geven van trainingen door grootmeesters tot publiekscommentaar bij wedstrijden door jeugdspelers tot een checklist van de drankinkoop bij toernooien (?¢‚ǨÀúRode wijn: 5 flessen, jenever: 3 flessen') ?¢‚Ǩ‚Äú werkelijk alles wat in Apeldoorn ooit gedaan is, is terug te vinden in dit boek. Ook hier mis ik echter een kritische blik: goed, we weten wat er allemaal kan, maar wat kan er nu eigenlijk niet? Zijn er in Apeldoorn nooit idee?ɬ´n mislukt? Zijn er nooit projecten geweest waar helemaal niets van terecht gekomen is?

Door de onveranderd positieve grondtoon over eigen inzichten en initiatieven heeft?Ǭ†dit deel van het boek?Ǭ†van tijd tot tijd wel erg veel weg van een reclamefolder voor de Stichting Bevorderen Schaken Apeldoorn: uitgebreide verslagen over Apeldoornse succesnummers als ?¢‚ǨÀúThe Chess Experience', de ?¢‚ǨÀúApeldoornse schaak 3-daagse' en de Apeldoornse Stichting Lightning Chess geven het boek?Ǭ†een wel erg provinciaal karakter.?Ǭ†Over de Apeldoornse schaakkrant komen we?Ǭ†bijvoorbeeld -meteen pen en papier pakken! ?¢‚Ǩ‚Äú te weten dat ?¢‚ǨÀúde opmaak gebeurt door communicatiebureau Nijsen Media B.V.' De talloze foto's van Apeldoornse schakers, vrienden van Apeldoornse schakers, Apeldoornse vrijwilligers en nog meer Apeldoornse schakers en zijn hiervan een even voor de hand liggende als zelfgenoegzame illustratie.

Al deze uitweidingen hebben op zich nog wel iets aandoenlijks;?Ǭ†het?Ǭ†probleem?Ǭ†is vooral dat?Ǭ†nauwelijks tot geen?Ǭ†aandacht is besteed aan initiatieven van andere verenigingen of stichtingen. Waarom niet?Ǭ†een prachtig forum als Utrechtschaak genoemd, of?Ǭ†de Grote Clubactie??Ǭ†Dit is een gemiste kans; als de auteurs de blik iets meer naar buiten hadden gericht, had het boek een wezenlijk andere functie kunnen vervullen, namelijk die van algemene idee?ɬ´ngids.

Mijn?Ǭ†kritiek klinkt misschien wel erg streng, maar dat neemt niet weg dat schaaktrainers en ?¢‚Ǩ‚Äúcoaches zullen zeker veel kunnen halen uit dit uitgebreide boek. Ook schaakorganisatoren zullen veel herkennen en nog meer ontdekken.?Ǭ†Het succes van met name Karel van Delft als bevlogen ?¢‚ǨÀúschaakallesdoener' in Apeldoorn is daarbij een tot de verbeelding sprekend feit.

Het opvallendste ?¢‚Ǩ‚Äú en?Ǭ†dit realiseerde ik me pas toen ik in?Ǭ†Schaken voor?Ǭ†huisvrouwen begon te lezen?Ǭ†?¢‚Ǩ‚Äú is dat het schaken bij de Van Delfts?Ǭ†in feite?Ǭ†?ɬ©?ɬ©n lange oefening in positive thinking over het schaakspel is. Op deze basisstelling?Ǭ†is?Ǭ†echter wel wat af te dingen. Wat is er gebleven van de toch zeer breed gedragen gedachte dat schaken vooral voor nerds is? Wat voor invloed heeft de jarenlange nabijheid van vooral mannen van middelbare leeftijd op jeugdige schakers? Hoe kan het dat zo veel schakers (schaak-)verslaafd worden, aan de drank raken of psychiatrische problemen hebben? Dat velen nooit een vrouw krijgen of alleen in de schaakwereld vrienden hebben?

Dergelijke (zelf-) kritische vragen worden in dit boek nauwelijks aangestipt, laat staan beantwoord.?Ǭ†Dit is een terugkerend patroon in het boek: de auteurs zijn zo enthousiast over een bepaalde aanpak, dat ze geen oog meer hebben voor de keerzijde van de medaille. Het maakt dat de lezer met een uiterst ambivalent gevoel blijft zitten: zeker, er staat ontzettend veel interssants en zelfs unieks in Schaaktalent ontwikkelen ?¢‚Ǩ‚Äú maar het boek is te subjectief om echt te bevredigen.


Hoe anders kijkt Karel van der Weide naar deze zaken in zijn Schaken voor huisvrouwen ?¢‚Ǩ‚Äú memories van een grootmeester! Van der Weide heeft zelf de nodige ervaring met het trainen van jeugdspelers op het hoogste niveau. Over een typische jeugdtraining schrijft Van der Weide:
De hedendaagse jeugdcultuur, met als protagonisten Lange Frans en Ali B., moest hij [d.i. Van der Weide, red.] onmiddellijk de kop in drukken. (?¢‚Ǩ¬¶) Opletten bij het bespreken van de partijen deden sommigen nauwelijks; het ging het ene oor in en het andere uit.
Vader en zoon Van Delft hadden deze vlegels vermoedelijk al niet meer willen trainen! De meisjestrainingen beschrijft Van der Weide eveneens als ?¢‚ǨÀúeen bezoeking':
Schaken was bij de meeste meisjes nu eenmaal hun zevende prioriteit: jongens, school, paarden, muziek, het ging allemaal voor. (?¢‚Ǩ¬¶) De doelstelling was eerder dat meisjes bleven schaken, in plaats van beter gingen schaken.
En al heeft Van der Weides visie op schaaktrainingen misschien nog wel enige raaklijnen met die van Van Delft en zoon (het woord discipline dringt zich onweerstaanbaar aan mij op), zijn opvattingen over de schaakwereld 'an sich' staan lijnrecht tegenover die van de Van Delfts. Niet alleen jeugdtrainingen zijn bij Van der Weide namelijk een bezoeking: hij krijgt het aan de stok met schaakofficials, collega's en concurrenten. Schaken is voor hem 'een worsteling met de buitenwereld'. Geen wonder dat sommige schakers zelfs zelfmoord hebben gepleegd, al betrof het hier dan volgens Van der Weide 'enkele verwarde geesten, die schaken als voornaamste hobby hadden.'

Schaken voor huisvrouwenEn alsof dat allemaal nog niet erg genoeg is, blijkt Van der Weide te lijden aan het voor schakende mannen niet atypische fenomeen van de vrouweloosheid. In feite gaat het grootste gedeelte van het boek over de auteurs eigen frustraties op dit gebied ?¢‚Ǩ‚Äú en hij heeft hiermee een geheel eigen variant op het door hem zo gehate genre van de 'chicklit' geschreven:?Ǭ†zeg maar?Ǭ†checklit. We moeten de vergelijking tussen beide boeken dan ook niet al te ver doorvoeren. Waar de Van Delfts een serieus studieboek hebben willen schrijven, beoogt Van der Weide de lezer vooral ook over zichzelf te vertellen.

Het vertelperspectief van Schaken voor huisvrouwen is afwisselend in de hij- en in de ik-vorm. De hij-passages zijn steevast in de verleden tijd, terwijl de ik-delen in de tegenwoordige tijd geschreven zijn. Dit suggereerde bij mij dat de huidige ?¢‚ǨÀúik' in het boek misschien van inzicht (over de schaakwereld, over zichzelf) veranderd is waardoor hij nu als het ware van een afstandje (vandaar de 3de persoonsvorm) neerkijkt op wie hij ?¢‚ǨÀúvroeger' was (vandaar verleden tijd). Of deze aanname klopt weet ik niet, want de auteur zelf laat zich er niet over uit. De lezer blijft verward achter: in de ene alinea sprake is van ?¢‚ǨÀúik' en in de andere opeens van ?¢‚ǨÀúKvdW'?Ǭ†zonder dat het onderwerp of de toon verandert.

Schaaktalent ontwikkelen en Schaken voor huisvrouwen

J.H. Donner (6/7/1927 ?¢‚Ǩ‚Äú 27/11/1988)



Waar de Van Delfts vooral hun eigen idee?ɬ´n beschrijven, grijpt Van der Weide veelvuldig terug op de opvattingen van anderen, maar vooral ?¢‚Ǩ‚Äú zoals bijna alle Nederlandse 'schaakschrijvers' ?¢‚Ǩ‚Äú J.H. Donner. Van der Weide citeert of parafraseert Donner bijna altijd instemmend, waardoor de vraag zich opdringt: als Donner het allemaal al zo mooi verwoord heeft (tientallen jaren geleden), waarom het dan nog eens dunnetjes overgedaan? De naam Donner valt letterlijk tientallen keren. Het boek begint en eindigt met Donner. Het boek bevat een partijfragment van Donner. Het boek staat vol met beschrijven van het een of ander, gevolgd door een zinswending als 'om met Donner te spreken', 'Donner zei het al', 'zoals Donner schreef', et cetera. Van der Weides mateloze adoratie voor Donner heeft iets van de ?¢‚ǨÀúmachteloze bewondering' waar W.F. Hermans het over had in zijn beroemde essay 'Avondrood der epigonen' (in Mandarijnen op Zwavelzuur, waarin WFH zelf onder het motto kill your idols zijn oude literaire helden kritisch onder de loep nam).

Van der Weide citeert niet alleen Donner, ook zijn vader Piet wordt met diverse olijke kwinkslagen geciteerd, evenals 'een collega', 'een vriend',?Ǭ†en Gerard Reve, door Van der Weide ook al zo mateloos bewonderd en steevast met het al tientallen jaren afgebrande epiteton 'de volksschrijver' aangeduid: het zinnetje?¢‚ǨÀúom met de volksschrijver te spreken' treffen we bijvoorbeeld aan op p. 68, 72 en 102.

Het probleem is niet dat het boek vol citaten staat, het probleem is dat de leukste fragmenten in het boek opvattingen of citaten van anderen zijn. Zodra Van der Weide zelf het woord neemt, zoals over zaken als vrouwen, cultuur of politiek, hanteert hij voortdurend een zeurderig, belerend en belegen toontje:
(...) De extreem-rechtse kabinetten na Fortuyn blonken uit in het zaaien van haat en angst. Nederland had dit echter over zichzelf afgeroepen en de kiezers kregen wat het verdienden. Dat gold eveneens voor Fortuyns uitverkiezing tot grootste Nederlander aller tijden v?ɬ??ɬ?r grote geesten als Erasmus en Rembrandt, terwijl de eendagsvlieg Fortuyn over vijftig jaar waarschijnlijk slechts een voetnoot in de geschiedenis blijkt te zijn.
Na dit informatieve stukje geschiedenis wordt de volgende preek over de lezer uitgebraakt:
Elementaire waarden als fatsoensnormen en gastvrijheid worden bij moslims tenminste in acht genomen. Hun leven is veel minder?Ǭ†jachtig en leeg: geen hoerige kleding op de eerste lentedag, geen cyberseks.
Is dit humor, een?Ǭ†parodie op een bepaald soort cultuurpessimisme??Ǭ†Je hoopt het, maar het blijkt nergens uit. Van der Weide (geb. 1973) ontpopt zich reeds als dertiger als fatsoensrakker die het liefst terug wil naar de goede oude tijd ?¢‚Ǩ‚Äú naar de tijd van van Donner en van Reve en van zijn vader, zullen we maar zeggen:
Maar de moderne zelfbewuste vrouw heeft meer storende eigenschappen, zoals dat voortdurende geklooi met de mobiele telefoon: sms'en is een heuse wijvenziekte. De slavernij is toch afgeschaft? Waarom voelen vrouwen zich verplicht 'live' met hun vriendenkring (lees: vriendinnenkring!) in contact te blijven? Als het echte vrienden zijn, dan begrijpen ze toch dat je niet overal en altijd beschikbaar bent?!
Even los van de op zich knap op elkaar gestapelde drogredeneringen en hemeltergende clich?ɬ©s: je begrijpt eventueel nog dat Van der Weide te lui (of te onwetend) is om zich echt in dit soort?Ǭ†kwesties te willen verdiepen. Je begrijpt nog dat Van der Weide er niet in ge?ɬØnteresseerd is. Zelfs dat hij ?ɬ©cht met dit soort?Ǭ†vragen zit. Maar wat je niet begrijpt is dat hij of zijn uitgever niet heeft proberen te bedenken of de lezer op dit soort puberale overpeinzingen zit te wachten.

Enfin, Van der Weide raakt 'verbitterd' nadat hij een blauwtje loopt bij zijn buurvrouw. Daarna volgen nog wat mislukkingen en dan geeft hij de strijd maar zo'n beetje op. Die neiging heeft Van der Weide vaker: als hij zijn zin niet krijgt, gooit hij het bijltje erbij neer en geeft fluks de schuld aan zijn tegenstrever, of dit nu een vrouw, een toernooiorganisator, een schaakjournalist of een scriptiebegeleider is. Hier zou je willen dat Van der Weide eens het boek van Van Delft en Van Delft ter hand zou nemen om eens wat aan 'zelfmanagement' te doen of misschien zelfs een 'sterkte-zwakte analyse' te maken. Van der Weide lijkt de mogelijkheid dat hij zelf (deels) schuldig is aan het hem overkomen leed meestal niet eens te overwegen.

Nee, wanneer Van der Weide eerlijk is leidt dat meestal tot ontboezemingen die de lezer er bijvoorbeeld van verzekeren dat hij 'klaarkomen in een vrouw' weliswaar 'buitengewoon genoeglijk' vindt, maar dat hij toch niet graag zou meedoen aan een gangbang.

Gelukkig zijn er ook momenten dat Van der Weide zich wel degelijk echt kwetsbaar opstelt. Een mooi voorbeeld daarvan is als hij de training van schaakmeisjes bij hem thuis beschrijft:
Pas echt werd hij uit zijn evenwicht gebracht als zo'n meisje (dubbele) signalen begon af te geven. Ze wierp haar etalage in de strijd, liet haar tongetje langdurig aan de zijkant van haar liefelijke mondje hangen, was zwaar geparfumeerd, wierp hem dromerige blikken toe of vroeg hoe hij over het verbod van haar ouders dacht om bij haar vriendje in bed te slapen. Inderdaad, het betroffen soms appetijtelijke verschijningen die zich bij hem in huis aandienden, en om met een vriend van hem te spreken: ?¢‚ǨÀúIf they're big enough, they're old enough.'
Van der Weide toont zich hier eindelijk van zijn menselijke kant, en je zou hem bijna willen toeschreeuwen: 'Kom op, Karel, vergrijp je eens, spring eens uit de band, doe eens gek! Als er iets is waarvan vrouwen houden, is het dat wel!' Maar in de zin daarna zet hij zijn masker direct weer op als hij schrijft dat hij er ?¢‚ǨÀúvooralsnog vanaf ziet' omdat hij ?¢‚ǨÀúrepercussies van bepaalde ouders' vreest. Overigens krijgt bovenstaande onthulling beslist iets hypocriets als je even verderop leest dat Van der Weide de journalist ?¢‚ǨÀúHut' een ?¢‚ǨÀúhaast pedofiele aandacht voor jeugdige schaaktalenten' toedicht. Et tu, Karel!

Het jammere is dat Van der Weides levensloop in principe voldoende materiaal bevat voor een aangrijpend verhaal over een verbitterde schaker. In plaats van gemeenplaatsen over vrouwen, de Oostenrijkse en Nederlandse cultuur, de academische wereld, oppervlakkige politieke beschouwingen en van iedere zelfkritiek gespeende beschuldigingen aan schaakofficials (die hem natuurlijk weer met onvoldoende respect behandelen), had hij kunnen schrijven over het feit dat hij tot zijn dertigste bij zijn ouders woonde, had hij de conflicten met zijn vader kunnen beschrijven (in plaats van alleen maar te vermelden dat ze hebben plaatsgevonden), welke impact het verlies van zijn moeder had, dat hij altijd zo hard heeft moeten werken om schaakgrootmeester te worden, of waarom hij niet bereid is om iets aan zijn bij vrouwen minder in trek zijnde karaketereigenschappen (zelf invullen) te veranderen.

Hans B?ɬ?hm interviewt Karel van der Weide

Hans B?ɬ?hm (l.) bevraagt Karel van der Weide over zijn schaakliteraire debuut tijdens de Euwe-borrel op 31 oktober 2008 in het Holland Casino in Amsterdam



Al deze zaken worden echter slechts aangestipt, voor voldongen feit gepresenteerd, bekend verondersteld. Belangrijker vond Van der Weide het een boek te schrijven waarin hij zijn eigen schrijfsels aanprijst als ?¢‚ǨÀúvinnig', ?¢‚ǨÀúhilarisch' en ?¢‚ǨÀúsuccesvol', en hier uitgebreid uit te citeren of te parafraseren. Dat het boek daarnaast vol oubolligheden als 'in het Amsterdamse' staat, talloze flauwiteiten als Europakut (ipv. Europacup) bevat, of ?¢‚ǨÀúhoe korter de rok, hoe droger de kut' (natuurlijk niet door Van der Weide zelf bedacht, maar door ?¢‚ǨÀúeen oud-docent' en hier bovendien gek genoeg kuis geschreven als ?¢‚ǨÀúk**'), diverse opsommingen van grote kunstenaars en grappig bedoelde provocaties (het openbaar vervoer lijkt op Jodentransporten,?Ǭ†enz.), moet de lezer maar voor lief nemen.

(Even terzijde, voordat lezers mij beschuldigen van 'op de man spelen': het is Van der Weide zelf die de kwestie van zijn 'schrijftalent' aandraagt in zijn boek: in het hoofdstuk 'Schrijven' deelt?Ǭ†hij ons mee dat hij het gevoel heeft dat hij 'kan schrijven'. Onderbouwing van dit gevoel acht Van der Weide niet nodig:?Ǭ†wat complimentjes van lezers?Ǭ†zijn voldoende. Het hoofdstuk verzandt vervolgens?Ǭ†in razend tempo in een lofzang op ?¢‚Ǩ‚Äú hoe kan het ook anders ?¢‚Ǩ‚Äú Gerard Reve en een al evenmin onderbouwde klaagzang op 'collega-schrijvers', gevolgd door een bespreking van 'een van de succesvolste en meest besproken' artikelen van... zijn eigen hand.)

Onderhoudend is Van der Weide eigenlijk alleen wanneer hij schrijft waarover hij echt verstand heeft: schaken. Hier is hij ook het eerlijkst. Zonder omhaal schrijft hij dat hij zichzelf te zwak vindt om op het echte topniveau mee te draaien (hoeveel IM's en GM's in Nederland durven hem dat na te zeggen?). Dit getuigt van moed, iets wat Van der Weide wel toevertrouwd is. En wat hij schrijft over topschaak als ?¢‚ǨÀúmentaal zware belasting', over de troosteloosheid van het leven als schaakprofessional (schakers dragen ?¢‚ǨÀústinkende truien, hadden in plaats van lenzen een enorme bril'), de treurige hotelkamers, de zelfhaat van de schaker en?Ǭ†vrouwenschaak?Ǭ†is herkenbaar en soms treffend (al heeft Donner die laatste onderwerpen?Ǭ†natuurlijk ook al uitgebreid ?¢‚Ǩ‚Äú en grappiger ?¢‚Ǩ‚Äú beschreven?¢‚Ǩ¬¶).

Het is bovendien een?Ǭ†aardige aanvulling op het boek van Van Delft en Van Delft ?¢‚Ǩ‚Äú ik ben benieuwd wat zij van bovenstaand citaat vinden. Ook de partijanalyses in Van der Weides boek zijn prima, al zijn ze volgens mij allemaal eerder gepubliceerd, net als trouwens veel van het verhalende gedeelte (in Schaaknieuws of op zijn eigen website). Voor nieuwe lezers is dat geen probleem, voor mensen die al bekend zijn met de artikelen van Van der Weide is de vraag of het boek iets nieuws te bieden heeft. (Wat ?¢‚ǨÀúhuisvrouwen' met die partijfragmenten aanmoeten, is een vraag die ik zelf helaas niet kan beantwoorden.)

Maar ook in de schaakgedeeltes blijf je je ergeren aan het voortdurende geklaag. Schaakdatabases beschouwt Van der Weide als een ?¢‚ǨÀúverontrustende ontwikkeling', hij verwijt de nieuwe generatie schaak-wizzkids ?¢‚ǨÀúniets meer zelf te bedenken' ?¢‚Ǩ‚Äú bovendien staan ze alleen maar ?¢‚ǨÀúbier te hijsen' ?¢‚Ǩ‚Äú en schaakcomputers hebben de ?¢‚ǨÀúromantiek' in het schaakspel kapot gemaakt. Kortom, het is weer het oude liedje: vroeger was alles beter. Vandaar dat Karel dus gestopt is met profschaken, want oh ja, dat was de eigenlijke boodschap van dit boekje. Dit alles zonder een spoortje ironie of zelfspot. Van der Weide leeft in het verleden: geen wonder dat hij moeite heeft met cyberseks en sms'en.

Wie Schaaktalent Ontwikkelen en Schaken voor huisvrouwen na elkaar leest, krijgt een heel aardig beeld van de (Nederlandse) schaakwereld; het is een beeld dat je door lezing van de klassieke leerboekjes van Euwe, Van der Sterren en Grooten niet te weten komt. (Alleen al daarom horen beide boeken in iedere schaakboekenkast aanwezig te zijn.) Dat beeld is opgedeeld in twee?ɬ´n: het ene positief, alles is mogelijk, schaken is leuk. Het andere is negatief, alles is waardeloos, schaken is lijden. Wie heeft er gelijk? Ach, het mooie van schaken is natuurlijk dat beide beelden juist zijn. Dat positieve en negatieve van schaken is niet alleen als een foto en zijn negatief, maar ook als, dare I say it,?Ǭ†ying en yang. Men kan met schaken dus alle kanten uit.

Je kunt toptalent worden volgens de methode Van Delft/Van Delft, en als toptalent kun je dan vervolgens besluiten om te stoppen met schaken volgens de methode Van der Weide. Donner zei het al: ?¢‚ǨÀúschaken is alleen maar...' ?¢‚Ǩ‚Äú ho, wacht, stop de persen! Hoezo is schaken alleen maar schaken?! Als dat zo was, waren de hierboven boeken immers nooit geschreven! Donner had dus ongelijk.
More from CM ArnieChipmunk
Why chess will never be popular

Why chess will never be popular

In praise of draws

In praise of draws