Dutch special: Dubbelrecensie
?¢‚ǨÀúDeze ervaring smaakte naar meer. Merijn wilde beter leren schaken en Karel verdiepte zich in de sportpsychologie en het organiseren van trainingen.'Een groot deel van hun boek bestaat uit beschouwingen over sportpsychologie en over het geven en organiseren van trainingen met als doel: toptalent ontwikkelen. De auteurs waarschuwen wel dat hun boek geen ?¢‚ǨÀúrecepten, wel ingredi?ɬ´nten' bevat: ?¢‚ǨÀúje kunt je aan de inhoud spiegelen en er van gebruiken wat voor jou nuttig is.'Deze aanpak heeft ertoe geleid dat de auteurs enerzijds een zeer breed en divers boek geschreven hebben, dat anderzijds juist door dat gebrek aan beperking soms wel erg breedsprakig is. Ook krijg je regelmatig het idee dat je iets al hebt gelezen, maar dan in net andere bewoordingen. De auteurs zijn zich hier overigens zelf van bewust: volgens hen komen de herhalingen juist ?¢‚ǨÀúde leesbaarheid ten goede'. Zo kun je het zeker zien; je zou ook kunnen zeggen dat de auteurs niet de moeite hebben willen nemen?Ǭ†om hun idee?ɬ´n tot ?ɬ©?ɬ©n kraakhelder betoog te verwerken. Hier en daar bleef ik de indruk houden dat het boek een samenraapsel was van in de loop der jaren vergaarde idee?ɬ´n, zonder dat daar altijd even grondig de bezem doorheen gehaald was.Maar het moet gezegd: die bruisende, bijna bedwelmende opeenstapeling van idee?ɬ´n over coaching?Ǭ†heeft ook wel wat. Origineel is bijvoorbeeld een paragraaf waarin schaaktraining vanuit een niet-alledaags perspectief besproken wordt:
Een trainer of coach heeft zijn eigen belangen. Hij vindt het bijvoorbeeld leuk om zijn fascinatie voor de sport met anderen te delen en kennis, inzicht en ervaringen over te dragen. (?¢‚Ǩ¬¶) Herman Grooten merkt op dat hij in Nederland steeds meer jeugdtrainers ziet die het succes van hun pupillen koppelen aan hun eigen ego.Hoe?Ǭ†inspirerend die?Ǭ†veelheid aan informatie ook?Ǭ†is, de presentatie ervan is soms raadselachtig verwarrend. De eerste twee delen van het boek heten respectievelijk?Ǭ†'Coaching' en 'Training'. Maar het deel over ?¢‚ǨÀúcoaching' begint met een paragraaf over ?¢‚ǨÀútopsport' en de voordelen daarvan. Een definitie en doelstelling van coaching volgt dan pas pagina's later, vreemd genoeg in de paragraaf ?¢‚ǨÀúsociale omgeving': 'coaching is begeleiden'. Maar?Ǭ†in?Ǭ†het deel over training gaat het?Ǭ†eveneens over 'begeleiding van jonge topsporters.'Opmerkelijk is dat strakke schema's en goede indelingen volgens de auteurs juist wel heel belangrijk zijn bij de schaaktraining (of -coaching) zelf:
Jeugdschakers moeten zelfdiscipline leren (?¢‚Ǩ¬¶). Je moet bijvoorbeeld dagelijks tactiek oefenen, net zoals je dagelijks je tanden poetst. (...) Afspraak, is afspraak, je wil schaken op een bepaald niveau of niet.En als ouders hun kind niet te te veel inspanning wilen laten leveren kan...
... een trainer ouders beter gelijk vertellen dat hun kind de top niet zal bereiken. Ook valt serieus te overwegen de samenwerking te stoppen.Elders gaat het over ?¢‚ǨÀúzelfmanagement', de jeugdspeler als ?¢‚ǨÀúregisseur van zijn eigen optreden', een ?¢‚ǨÀútrainingsmatrix' (doelen, tijdstippen, activiteiten, middelen, methode, locatie) en ?¢‚ǨÀúgoal-setting'. De auteurs merken weliswaar terloops op dat ?¢‚ǨÀúeen relativering op zijn plaats is', maar zelf associeer ik bovengenoemde termen toch eerder met een professionele ?¢‚ǨÀúpersoonlijke effectiviteitstraining' voor zakenlui (?ɬ† 1500 euro per dag), dan met leuke schaaktrainingen voor je zoontje of dochtertje.Bovendien is niet duidelijk voor welke leeftijd al deze adviezen nu precies geschreven zijn: er is tenslotte een groot verschil tussen wat je een zesjarige (waarvan in verschillende voorbeelden sprake is) laat doen en een achttienjarige. En waarom is het nu precies erg is als een jeugdspeler niet altijd even hard aan zijn tactiek werkt? Ok?ɬ©, hij of zij wordt dan misschien geen ?¢‚ǨÀútoptalent' (al ken ik voldoende zeer sterke schakers die als jeugdspeler steevast te lui waren om hun opgaven te maken!), maar het gaat er immers vooral om dat kinderen er ?¢‚ǨÀúiets van opsteken' en dat ze, in de woorden van de auteurs,?Ǭ†?¢‚ǨÀúintrinsieke motivatie' voor het spelletje hebben?Maar intrinsieke motivatie om te schaken is niet altijd hetzelfde als intrinsieke motivatie om opgaven te doen, zo weet ik uit eigen ervaring. De auteurs wekken regelmatig de indruk dat zij eigenlijk vooral met gehoorzame en hardwerkende jeugdschakers willen samenwerken.Die?Ǭ†overal terugkomende ernst?Ǭ†leidt op den duur tot verwarring over wat de auteurs nu echt belangrijk vinden.?Ǭ†Dat de temperatuur van de speelzaal belangrijk kan zijn is nuttig om te vermelden, maar is dit een belangrijker factor dan laten we zeggen concentratievermogen? De auteurs maken geen keuze,?Ǭ†brengen geen prioriteiten aan. Daardoor blijven veel?Ǭ†suggesties en opvattingen wel erg vrijblijvend.
Merijn & Karel van Delft
Hoe anders kijkt Karel van der Weide naar deze zaken in zijn Schaken voor huisvrouwen ?¢‚Ǩ‚Äú memories van een grootmeester! Van der Weide heeft zelf de nodige ervaring met het trainen van jeugdspelers op het hoogste niveau. Over een typische jeugdtraining schrijft Van der Weide:
De hedendaagse jeugdcultuur, met als protagonisten Lange Frans en Ali B., moest hij [d.i. Van der Weide, red.] onmiddellijk de kop in drukken. (?¢‚Ǩ¬¶) Opletten bij het bespreken van de partijen deden sommigen nauwelijks; het ging het ene oor in en het andere uit.Vader en zoon Van Delft hadden deze vlegels vermoedelijk al niet meer willen trainen! De meisjestrainingen beschrijft Van der Weide eveneens als ?¢‚ǨÀúeen bezoeking':
Schaken was bij de meeste meisjes nu eenmaal hun zevende prioriteit: jongens, school, paarden, muziek, het ging allemaal voor. (?¢‚Ǩ¬¶) De doelstelling was eerder dat meisjes bleven schaken, in plaats van beter gingen schaken.En al heeft Van der Weides visie op schaaktrainingen misschien nog wel enige raaklijnen met die van Van Delft en zoon (het woord discipline dringt zich onweerstaanbaar aan mij op), zijn opvattingen over de schaakwereld 'an sich' staan lijnrecht tegenover die van de Van Delfts. Niet alleen jeugdtrainingen zijn bij Van der Weide namelijk een bezoeking: hij krijgt het aan de stok met schaakofficials, collega's en concurrenten. Schaken is voor hem 'een worsteling met de buitenwereld'. Geen wonder dat sommige schakers zelfs zelfmoord hebben gepleegd, al betrof het hier dan volgens Van der Weide 'enkele verwarde geesten, die schaken als voornaamste hobby hadden.'En alsof dat allemaal nog niet erg genoeg is, blijkt Van der Weide te lijden aan het voor schakende mannen niet atypische fenomeen van de vrouweloosheid. In feite gaat het grootste gedeelte van het boek over de auteurs eigen frustraties op dit gebied ?¢‚Ǩ‚Äú en hij heeft hiermee een geheel eigen variant op het door hem zo gehate genre van de 'chicklit' geschreven:?Ǭ†zeg maar?Ǭ†checklit. We moeten de vergelijking tussen beide boeken dan ook niet al te ver doorvoeren. Waar de Van Delfts een serieus studieboek hebben willen schrijven, beoogt Van der Weide de lezer vooral ook over zichzelf te vertellen.Het vertelperspectief van Schaken voor huisvrouwen is afwisselend in de hij- en in de ik-vorm. De hij-passages zijn steevast in de verleden tijd, terwijl de ik-delen in de tegenwoordige tijd geschreven zijn. Dit suggereerde bij mij dat de huidige ?¢‚ǨÀúik' in het boek misschien van inzicht (over de schaakwereld, over zichzelf) veranderd is waardoor hij nu als het ware van een afstandje (vandaar de 3de persoonsvorm) neerkijkt op wie hij ?¢‚ǨÀúvroeger' was (vandaar verleden tijd). Of deze aanname klopt weet ik niet, want de auteur zelf laat zich er niet over uit. De lezer blijft verward achter: in de ene alinea sprake is van ?¢‚ǨÀúik' en in de andere opeens van ?¢‚ǨÀúKvdW'?Ǭ†zonder dat het onderwerp of de toon verandert.
J.H. Donner (6/7/1927 ?¢‚Ǩ‚Äú 27/11/1988)
(...) De extreem-rechtse kabinetten na Fortuyn blonken uit in het zaaien van haat en angst. Nederland had dit echter over zichzelf afgeroepen en de kiezers kregen wat het verdienden. Dat gold eveneens voor Fortuyns uitverkiezing tot grootste Nederlander aller tijden v?ɬ??ɬ?r grote geesten als Erasmus en Rembrandt, terwijl de eendagsvlieg Fortuyn over vijftig jaar waarschijnlijk slechts een voetnoot in de geschiedenis blijkt te zijn.Na dit informatieve stukje geschiedenis wordt de volgende preek over de lezer uitgebraakt:
Elementaire waarden als fatsoensnormen en gastvrijheid worden bij moslims tenminste in acht genomen. Hun leven is veel minder?Ǭ†jachtig en leeg: geen hoerige kleding op de eerste lentedag, geen cyberseks.Is dit humor, een?Ǭ†parodie op een bepaald soort cultuurpessimisme??Ǭ†Je hoopt het, maar het blijkt nergens uit. Van der Weide (geb. 1973) ontpopt zich reeds als dertiger als fatsoensrakker die het liefst terug wil naar de goede oude tijd ?¢‚Ǩ‚Äú naar de tijd van van Donner en van Reve en van zijn vader, zullen we maar zeggen:
Maar de moderne zelfbewuste vrouw heeft meer storende eigenschappen, zoals dat voortdurende geklooi met de mobiele telefoon: sms'en is een heuse wijvenziekte. De slavernij is toch afgeschaft? Waarom voelen vrouwen zich verplicht 'live' met hun vriendenkring (lees: vriendinnenkring!) in contact te blijven? Als het echte vrienden zijn, dan begrijpen ze toch dat je niet overal en altijd beschikbaar bent?!Even los van de op zich knap op elkaar gestapelde drogredeneringen en hemeltergende clich?ɬ©s: je begrijpt eventueel nog dat Van der Weide te lui (of te onwetend) is om zich echt in dit soort?Ǭ†kwesties te willen verdiepen. Je begrijpt nog dat Van der Weide er niet in ge?ɬØnteresseerd is. Zelfs dat hij ?ɬ©cht met dit soort?Ǭ†vragen zit. Maar wat je niet begrijpt is dat hij of zijn uitgever niet heeft proberen te bedenken of de lezer op dit soort puberale overpeinzingen zit te wachten.Enfin, Van der Weide raakt 'verbitterd' nadat hij een blauwtje loopt bij zijn buurvrouw. Daarna volgen nog wat mislukkingen en dan geeft hij de strijd maar zo'n beetje op. Die neiging heeft Van der Weide vaker: als hij zijn zin niet krijgt, gooit hij het bijltje erbij neer en geeft fluks de schuld aan zijn tegenstrever, of dit nu een vrouw, een toernooiorganisator, een schaakjournalist of een scriptiebegeleider is. Hier zou je willen dat Van der Weide eens het boek van Van Delft en Van Delft ter hand zou nemen om eens wat aan 'zelfmanagement' te doen of misschien zelfs een 'sterkte-zwakte analyse' te maken. Van der Weide lijkt de mogelijkheid dat hij zelf (deels) schuldig is aan het hem overkomen leed meestal niet eens te overwegen.Nee, wanneer Van der Weide eerlijk is leidt dat meestal tot ontboezemingen die de lezer er bijvoorbeeld van verzekeren dat hij 'klaarkomen in een vrouw' weliswaar 'buitengewoon genoeglijk' vindt, maar dat hij toch niet graag zou meedoen aan een gangbang.Gelukkig zijn er ook momenten dat Van der Weide zich wel degelijk echt kwetsbaar opstelt. Een mooi voorbeeld daarvan is als hij de training van schaakmeisjes bij hem thuis beschrijft:
Pas echt werd hij uit zijn evenwicht gebracht als zo'n meisje (dubbele) signalen begon af te geven. Ze wierp haar etalage in de strijd, liet haar tongetje langdurig aan de zijkant van haar liefelijke mondje hangen, was zwaar geparfumeerd, wierp hem dromerige blikken toe of vroeg hoe hij over het verbod van haar ouders dacht om bij haar vriendje in bed te slapen. Inderdaad, het betroffen soms appetijtelijke verschijningen die zich bij hem in huis aandienden, en om met een vriend van hem te spreken: ?¢‚ǨÀúIf they're big enough, they're old enough.'Van der Weide toont zich hier eindelijk van zijn menselijke kant, en je zou hem bijna willen toeschreeuwen: 'Kom op, Karel, vergrijp je eens, spring eens uit de band, doe eens gek! Als er iets is waarvan vrouwen houden, is het dat wel!' Maar in de zin daarna zet hij zijn masker direct weer op als hij schrijft dat hij er ?¢‚ǨÀúvooralsnog vanaf ziet' omdat hij ?¢‚ǨÀúrepercussies van bepaalde ouders' vreest. Overigens krijgt bovenstaande onthulling beslist iets hypocriets als je even verderop leest dat Van der Weide de journalist ?¢‚ǨÀúHut' een ?¢‚ǨÀúhaast pedofiele aandacht voor jeugdige schaaktalenten' toedicht. Et tu, Karel!Het jammere is dat Van der Weides levensloop in principe voldoende materiaal bevat voor een aangrijpend verhaal over een verbitterde schaker. In plaats van gemeenplaatsen over vrouwen, de Oostenrijkse en Nederlandse cultuur, de academische wereld, oppervlakkige politieke beschouwingen en van iedere zelfkritiek gespeende beschuldigingen aan schaakofficials (die hem natuurlijk weer met onvoldoende respect behandelen), had hij kunnen schrijven over het feit dat hij tot zijn dertigste bij zijn ouders woonde, had hij de conflicten met zijn vader kunnen beschrijven (in plaats van alleen maar te vermelden dat ze hebben plaatsgevonden), welke impact het verlies van zijn moeder had, dat hij altijd zo hard heeft moeten werken om schaakgrootmeester te worden, of waarom hij niet bereid is om iets aan zijn bij vrouwen minder in trek zijnde karaketereigenschappen (zelf invullen) te veranderen.
Hans B?ɬ?hm (l.) bevraagt Karel van der Weide over zijn schaakliteraire debuut tijdens de Euwe-borrel op 31 oktober 2008 in het Holland Casino in Amsterdam